top of page
Zoeken
  • Peter Van Rompaey

Trump, een jaar later: Een les in (on)welsprekendheid


De Amerikaanse president Donald Trump is het soort politicus bij wie we vooral ernstige gebreken ontwaren, en amper kwaliteiten. Dat geldt ook voor zijn retoriek, voor zijn manier van spreken. Maar is dat wel terecht?

Ruim een jaar geleden, op 8 november 2016, ging er een schokgolf door de wereld. Geen vrouw die zich voor het eerst de machtigste persoon ter wereld mocht noemen, maar wel iemand op wie alleen zware gokkers hadden durven in te zetten.

“Waarom is Trump in Amerika verkozen? Zijn manier van praten!” Acteur en theatermaker Josse De Pauw vat het begin dit jaar treffend samen in een interview met De Standaard. Als een man van taal begrijpt hij instinctief dat Trumps spreekstijl geen bijzaak is, maar de kern van het Trumpisme. De Pauw heeft het over de ‘stoerdoenerij’ die in de taal is geslopen.

De New York Times noemt het sledgehammer directness, een mokerslagenretoriek die Trump ook na zijn verkiezing tot 45e president van de Verenigde Staten is blijven hanteren. Tijdens zijn eerste grote toespraak voor de Verenigde Naties in september jongstleden klonk de president nog altijd niet presidentieel toen hij het had over Kim Jong-un als rocket man en dreigde met de vernietiging van Noord-Korea. Uitspraken die volledig haaks staan op het diplomatieke discours dat ze in VN-milieus doorgaans te horen krijgen.

Antiretoriek

De eerste-eeuwse retoricus Marcus Fabius Quintilianus vroeg zich in zijn magnum opus ‘De opleiding tot redenaar’ al af waarom redenaars zonder opleiding als meer getalenteerd beschouwd worden. “Ik kan natuurlijk niet ontkennen dat de mening opgeld doet, als zouden zij die daartoe niet zijn opgeleid, sterker spreken.” Volgens Quintilianus is alles terug te brengen op een beoordelingsfout “van hen die geloven dat het niet-vakmatige meer kracht in zich heeft”. En ook tweeduizend jaar geleden leek het soms “alsof ongeschoolden meer te zeggen hebben, doordat ze alles zeggen; geschoolden selecteren en houden maat.” Trumpus zou misschien niet eens een slechte beurt hebben gemaakt op het Forum in Rome. Ook al beanwoordt hij in geen enkel opzicht aan het profiel van de ideale redenaar zoals Cicero, Quintilianus en andere hoogopgeleide Romeinen het zagen.

Laat er in elk geval geen misverstand over bestaan: de antiretoriek van Trump is net zo goed een vorm van retoriek. De kunst van de welsprekendheid heeft vele kamers, onwelsprekendheid is er een van.

Opgestoken middelvinger

Al wie tijdens de verkiezingscampagne gelachen heeft met Trumps onbehouwen en agressieve stijl, die niet kon tippen aan die van de briljante redenaar Obama en retorisch bekeken ook niet aan die van Hillary Clinton – crooked Hillary -, had niet door dat Trump wél sterk aan het spreken was. Meer zelfs: hij is de eerste populist van dat kaliber die niet alleen zijn boodschap, maar ook de vorm waarin hij zijn boodschap presenteert, radicaal heeft afgestemd op zijn publiek. Door onbehouwen, direct en eigenlijk ronduit slecht te spreken, wil hij tonen dat hij helemaal van “het volk” is en in één beweging doen vergeten dat hij als miljardair mijlenver van datzelfde volk en zijn beslommeringen staat. Zijn brutale maar authentieke stijl is een opgestoken middelvinger naar de diplomademocratie, een democratie waar alleen hoger opgeleiden de lakens uitdelen. Dat de laaggeschoolde autochtoon het gevoel heeft niet meer mee te tellen in de diplomademocratie, is iets wat ook David Van Reybrouck aan de kaak stelde in zijn pamflettair essay ‘Pleidooi voor populisme’.

Donald Trump – die overigens wél een diploma heeft – kent het wereldbeeld van zijn kiezers door en door. Alles wat hij zegt, is in de eerste plaats bestemd voor zijn achterban. Als hij Kim Jong-un een kleine raketman noemt, weet hij dat hij bij zijn aanhangers scoort. Wat VN-diplomaten denken, zal hem worst wezen.

Toegegeven, voor de VN heeft Trump nog een behoorlijk geschreven toespraak gebracht, inclusief enkele rake stijlfiguren en metaforen. Maar meestal – bijna altijd - is zijn discours pure antiretoriek. Trump neemt constant zijn toevlucht tot parataxis of de nevenschikking van korte gelijkwaardige zinnen. Hij spreekt zoals taalarme mensen spreken. Een lukraak voorbeeld uit een lange toespraak die hij afgelopen zomer in Phoenix hield en waar hij de elite nog eens de mantel uitveegt:

Now, you know, I was a good student. I always hear about the elite. You know, the elite. They’re elite? I went to better schools than they did. I was a better student than they were. I live in a bigger, more beautiful apartment, and I live in the White House, too, which is really great. I think — you know what? I think we’re the elites. They’re not the elites.

Argumenten en feiten doen er niet toe, het gaat om de verbondenheid tussen Trump en zijn aanhang. Wij tegen de anderen. En dat in simpele bewoordingen die haaks staan op het taalregister van advocaten en intellectuelen, met hun hoofd- en bijzinnen, en alle enerzijdsen en anderszijdsen die daarbij komen kijken.

Ook typisch Trump is zijn uitgesproken voorliefde voor verbale versterkers. Na z’n toespraak bracht hij een toast uit op the great, great potential van de Verenigde Naties. Noord-Korea zou very, very nervous moeten zijn. De linkse tegenbetogers in Charlottesville waren zelf very, very violent.

Trump als inspiratiebron?

We kunnen ons afkeren van Trump en zijn discours, maar we kunnen niet ontkennen dat The Donald als nieuwbakken politicus verrassend succesvol is. Hij heeft uiteraard stemmen gekregen van kiezers – ook hoogopgeleiden – die sowieso Republikeins stemmen, maar dat hij een eigen grote fanclub heeft, staat buiten kijf. En dat succes, dat haast niemand voor mogelijk hield, heeft hij grotendeels te danken aan zijn manier van spreken, met inbegrip van alle afgeleiden op Twitter en de social media. Meer nog dan Le Pen, Wilders en Dewinter is Trump erin geslaagd om met zijn publieke optreden het verschil te maken. En daar kunnen politici van andere strekkingen alleen maar van leren. Waarom kunnen ze zich geen spreekstijl aanmeten die net zo goed appelleert aan het publiek dat we in het hoogseizoen – om een beeld van Van Reybrouck te gebruiken – op de dijk van Blankenberge of Middelkerke aantreffen? Een authentiek verhaal dat niet abstract is maar heel concreet, dat niet afstandelijk is maar net heel betrokken, dat niet in boekvorm verschijnt maar in een ruimte vol mensen vorm krijgt. Tweeduizend jaar na Cicero kan een succesvolle politicus nog altijd niet zonder sterke retorische vaardigheden. Verbale overtuigingskracht is de basis van alles, ook om impact te hebben bij zowel de klassieke als de sociale media. En weet vooral dat je je geenszins moet verlagen. De grootste redenaar van de vorige eeuw – hij kreeg de Nobelprijs voor de literatuur – wist het al: Audiences prefer short homely words of common usage. Churchill sprak in een taal die mensen onmiddellijk begrepen. Hij wist hoe belangrijk dat was en gebruikte al z’n redenaarstalent om het ‘gewone volk’ met zorgvuldig gekozen alledaagse woorden te raken. Hoe korter de woorden, des te beter, wist Churchill, want korte woorden zijn ouder en dieper geworteld dan de langere woorden die van het Latijn of het Grieks zijn afgeleid. Politici van vandaag en morgen die een dam willen opwerpen tegen populisten van extreemrechtse en extreemlinkse signatuur, tegen politieke avonturiers van alle slag, kunnen zich maar beter laten inspireren door briljante redenaars als Winston Churchill. En zich leren uitdrukken in een taal die alle mensen begrijpen. Wat nog iets anders is dan opruiende straattaal of gratuite cafépraat. Aan één Trump heeft de wereld genoeg.

Een beknopte versie van deze bijdrage verscheen onder de titel Trumps lesje in (on)welsprekendheid als opiniestuk in de krant De Standaard (8 november 2017)

---

Dit artikel verscheen ook in Ad Rem, tijdschrift voor zakelijke communicatie, nov-dec 2017


84 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page